De ridder en de grootvorstin. Kunst en leven van Willem II en Anna Paulowna
Michel Didier 2009

 

Hoofdstuk VI Een sprookjeshuwelijk

 

 

Klink, citer! Tonen, vloeit! En heilig dichtvuur blaakt!

Hoor, Nederland, den zang, den feestzang, dien ik slaak.

Europa, hoor! Kartouwen raasden, donders braken,

Met vuur en vlammen uit metalen keel en kaken.

Hendrik Tollens, 1816

 

Rond Anna, de jongste dochter van de vermoorde tsaar Paul I, blijft het een paar jaar rustig na Napoleons mislukte huwelijkspoging. Onder de geliefde leiding van de trouwe gouvernante Bourcis is zij de laatste van de grootvorstinnen die in een zijvleugel van het paleis van Tsarskoje Selo hun opleiding genieten; zij leert er onder meer Frans, Russisch en Duits en ook schilderen en muziek behoren tot de bijgebrachte vaardigheden. De oudere zussen van Anna zijn dan al getrouwd, alle met buitenlandse vorsten en vorstinnen. Anna is als zuster van de tsaar een gewilde huwelijkskandidaat na de val van Napoleon en het herstel van de monarchale verhoudingen in Europa volgens het legitimiteitsbeginsel: alle vorsten nemen hun oude plaats weer in. Overigens dateert het eerst aanzoek al van najaar 1799: keizer Frans II van Oostenrijk, tevens Duits keizer, doet Paul I het voorstel om de hand van diens jongste dochter te schenken aan zijn zoon Anton, die soeverein moet worden van een onafhankelijk Piedmont. Dit voorstel maakt deel uit van een plan om de Zuidelijke Nederlanden aan Frankrijk af te staan in ruil voor Beieren, maar de tsaar vindt Anna met haar vier hele jaren nog te jong.[1] Bovendien is Piedmont drie jaar eerder door de Fransen onder de voet gelopen en is de kans op een onafhankelijk koninkrijk daarmee tamelijk klein geworden.

De eerste die zich aandient na Napoleon is groothertog Ernst van Saksen-Coburg. Zijn zuster Juliane is al met grootvorst Constantijn gehuwd en zijn broer Leopold zal Charlotte van Engeland trouwen en uiteindelijk de eerste koning van België worden. Uiteindelijk trouwt Ernst in 1817 om politieke redenen met Louise van Saksen-Coburg-Altena, een huwelijk dat wegens beiderzijdse echtbreuk na enkele jaren wordt ontbonden, waarna hij op 48-jarige leeftijd in het huwelijk treedt met prinses Marie van Württemberg, de dochter van zijn zuster Antoinette.[2]
Na Napoleons verbanning naar Elba volgt de restauratie van de Bourbons op de Franse troon, wat Aleksander gevaarlijk acht: liever ziet hij Napoleon als regent optreden voor diens zoon, de koning van Rome. De Bourbons ziet hij slechts terugkeren als constitutionele vorsten, wat de tsaar in Parijs een reputatie van moderne liberaal bezorgt. Ter versteviging van de banden en ter vergroting van de Russische invloed op de regerende vorstenhuizen[3] biedt hij de hand van Anna aan de neef van Lodewijk XVIII aan, de Hertog van Berry. Deze doet liefst vier aanzoeken, die telkenmale afketsen omdat Anna onmiddellijk katholiek of ‘grecque unie’ moet worden of tenminste moet verklaren niets tegen de katholieke leer te hebben.[4] Charles Ferdinand, Duc de Berry (1778-1820), is de jongste zoon van de broer en opvolger van Lodewijk XVIII, de latere Karel X. In 1814 scheidt hij van de Engelse vrouw die hij in ballingschap heeft opgedaan en zoekt hij een echtgenote die het aanzien van het Franse koningshuis in de rijen der overwinnaars kan opvijzelen. Na het stranden van de pogingen in Rusland, huwt hij in 1816 prinses Caroline, oudste dochter van koning Frans I van Napels en Sicilië. Vier jaar later wordt hij in Parijs doodgestoken, een moord die ongelukkigerwijs met Willem van Oranje in verband gebracht wordt.

Van de overige vrijers van Anna is het twijfelachtig of ze een serieus aanzoek hebben gedaan: de hertog van Clarence, tweede broer van de Engelse prins-regent, is een mogelijke troonsopvolger, dus moet hij zijn maîtresse, de Ierse actrice Dorothy Jordan[5] de bons geven en een waardige echtgenote gaan zoeken. Na de dood van prinses Charlotte in 1817 wordt de druk opgevoerd en in 1818 trouwt hij eindelijk met Adelaïde van Saksen-Meiningen. Omdat zijn beide oudere broers sterven wordt hij in 1830 inderdaad koning van Engeland, als Willem IV.

Even onzeker[6] is de vrijage van de Oostenrijkse aartshertog Ferdinand, de oudste van de twaalf kinderen van Frans I.[7] Hoewel hij een waterhoofd heeft en aan epilepsie lijdt, trouwt hij met de Sardijnse prinses Maria Anna en volgt hij zijn vader op als keizer. Hij wordt aan de ene kant ‘Ferdinand der Gütige’ genoemd, aan de andere kant ‘Gütinand der Fertige’. Toch wordt hij in het revolutiejaar 1848 gedwongen af te treden ten gunste van zijn broer Frans Jozef.


Vervolgens verschijnt Willem, de Prins van Oranje, ten tonele. Hij ontmoet Aleksander in Parijs, als die van de overwinningsfeesten in Londen naar huis terugkeert, en raakt met de betrekkelijk jonge tsaar bevriend. Op dat moment is Willem verloofd met prinses Charlotte, maar heeft Aleksander hem al op het oog als kandidaat voor Anna; hij voert er een geheime correspondentie over met zijn adjudant generaal Tsjernisjev, die het pseudoniem Webster gebruikt om uitlekken te voorkomen. Kort nadat Charlotte de verloving definitief verbreekt, rond 1 juli 1814, schrijft de Britse gezant Clancarty ongerust aan zijn superieurCastlereagh over het bezoek van Aleksander aan Den Haag en Amsterdam, nadat de enthousiaste intrigante Catharina (‘met haar kalmukkengezicht’) is doorgereisd naar Brussel:

“Ik ben niets speciaals te weten gekomen bij ons diner en bal, behalve dat de keizer de erfprins met veel aandacht en vertrouwelijkheid bejegent. U weet dat er naast de groothertogin van Oldenburg nog een groothertogin is, van ongeveer twintig jaar oud, ongehuwd, ze schijnt mooi te zijn. Haar naam is Anna. Zou niet overwogen worden (…) dat zij wordt aangeboden aan de erfprins, als een verbintenis met Engeland zou mislukken? Ze is vrij van de bezwaren die de andere aankleven, zoals weduwschap, leeftijd etc. en onder de veronderstelde omstandigheden – hij moet nu eenmaal met iemand trouwen – zou het moeilijk voor ze zijn een excuus voor een weigering te vinden, als ze zo’n excuus al willen maken. Misschien zouden ze zo’n aanbod wel heel graag accepteren. Ik zal zeker mijn best doen zo’n verbintenis te voorkomen, of die nou met de ene of met de andere zuster gesloten zou worden, door bij een geschikte gelegenheid met nadruk te wijzen op alle gevaren van een alliantie met Rusland voor dit land, in tegenstelling tot een alliantie met Engeland.”[8]

Willem I schrijft Castlereagh hem dat hij zich gebonden voelt aan de belofte met geen huwelijk van zijn zoon in te stemmen zolang het huwelijk met Charlotte niet definitief van de baan is. Clancarty doet nog een laatste poging Charlotte over te halen, maar bijt in het zand. De Oostenrijkse premier Metternich, de architect van het Wener Congres, is bang dat zijn zorgvuldig geconstrueerde Grote Alliantie, die voor stabiliteit in Europa moet zorgen, onderuit wordt gehaald en biedt namens zijn vorst twee alternatieve aartshertoginnen aan, Leopoldine en Clementine, met de verzekering dat eventuele kinderen protestants opgevoed mogen worden. Dat idee slaat enorm aan bij de Nederlandse onderhandelaar in Wenen Von Gagern, die er goede sier mee maakt in België, waar men nog hangt naar Oostenrijkse heerschappij. Willem I hoopt vooralsnog op doorgang van het voorgenomen huwelijk met Charlotte en wil zijn zoon naar Wenen sturen, zogenaamd als vertegenwoordiger van zijn belangen bij het Congres, maar in werkelijkheid om hem uit Brussel weg te krijgen, waar zijn reputatie de zijne dreigt te overschaduwen, en hem vast kennis te laten maken met de aartshertoginnen. De Engelsen doorzien deze opzet en weigeren de prins het gevraagde verlof, in een poging de prins vrij te houden tot het einde van het Congres.
Aleksander oefent flinke druk uit via zijn adjudant Tsjernisjev, die Guillaume in september begint te bestoken met brieven, waarin hij onder andere het leven aan het keizerlijke hof en de zeden en gewoonten van Rusland schetst. Deze correspondentie duurt de hele herfst en winter voort, tot het Congres in februari afloopt en Willem I de Britten te kennen geeft, niet langer aan zijn belofte gebonden te willen zijn. Dezen doen er het zwijgen toe, wat de Soevereine Vorst andermaal opvat als toestemmen.
Willem I, die zo zijn vooroordelen heeft jegens alles wat Russisch is, laat zich langzaamaan overtuigen van de wenselijkheid van een Russische schoonfamilie: een familierelatie is een waarborg tegen ‘heerszuchtige inzichten’ van bepaalde mogendheden (lees: Frankrijk, maar wellicht ook Engeland) en het bevordert de al lange tijd bestaande handelsbetrekkingen met Rusland. Maar de terugkeer van Napoleon en het Keizerrijk van de Honderd Dagen stellen een besluit nog even uit.

Aleksander zelf neemt het initiatief als hij prins Willem in Parijs ontmoet: hij neemt zich de insignia van Ridder 2de klasse van de Orde van Sint-Joris van zijn nek en omhangt Willem daarmee. Aan diens vader schrijft Aleksander op 23 juli 1815 een brief, waaruit duidelijk spreekt hoe lang hij diens zoon al als zwager op het oog heeft. “Sedert lange tijd heb ik de uitnemende kwaliteiten van uw zoon, de kroonprins, weten te waarderen. Hij heeft ze onlangs nog verhoogd door al zijn glorie in de memorabele dagen van 16 tot 18 juni. Zolang ik in onzekerheid verkeerde of zijn oude engagement met prinses Charlotte van Wales nog bestond, geloofde ik dat ik me moest onthouden van elk formeel aanzoek bij Uw majesteit. Maar sinds ik tijdens mijn missie in Engeland de zekerheid heb gekregen dat het tussen hen over is, voel  ik me gerechtigd om zonder terughoudendheid met Uw majesteit te praten over een huwelijksplan voor de kroonprins met mijn jongste zuster, waarvan de verwerkelijking veel bevrediging zou schenken aan mijn moeder en mij. (…) Het lijkt me dat een dergelijke verbintenis, los van de hoop op geluk die hij zou bieden voor het toekomstige koppel, uiterst nuttig zou kunnen worden om de betrekkingen  van intieme vriendschap tussen onze twee landen te bestendigen.”[9] Een week later aanvaardt Guillaume het voorstel, hoewel het sluiten van de definitieve huwelijksovereenkomst nog enige tijd van onderhandelingen vergt. Hij is verheugd, niet alleen om politieke redenen: hij denkt dat de Russen Nederland kunnen beschermen ‘tegen de beledigingen’ van de opdringerige Pruisen, maar ook omdat hij verwacht Anna even graag te mogen als haar broers en zussen, die hem ‘altijd enorm zijn bevallen; met de grootvorsten heb ik altijd intieme banden gehad’. En inderdaad blijkt hij zich al in 1812 in de belangstelling van grootvorst Constantijn te hebben aanbevolen: “Mijn Generaal Wellington, die ik dien als aide-de-camp, heeft deze zomer de kans gehad een grote slag te voeren. Zoals Uwe Hoogheid weet, versloeg hij het leger van maarschalk Marmont bij Salamanca, met slechts weinig gesneuvelde soldaten aan onze kant en grote verliezen aan Franse kant. De gevolgen van deze slag waren buitengewoon belangrijk, omdat deze slag ons in staat stelde Valladolid te veroveren en de weg naar Madrid vrij te maken, waar nu sinds twee weken ons hoofdkwartier gevestigd is.” Blijkbaar is de prins aan het netwerken geweest, waarmee hij de Engelse huwelijksplannen van zijn vader doorkruist. Dertig jaar later verhaalt Anna de reactie aan het Russische hof aan haar kamerheer: “Constantijn kwam bij de oude Keizerin op de thé en zeide: ‘devinez de qui j’ai une lettre et d’où’. Niemand kon het raden en men scheen verwonderd.”[10]

De reacties van de Verbondenen op de verbintenis tussen Nederland en Rusland zijn minder dan geestdriftig. De Engelse minister van Buitenlandse Zaken Castlereagh spreekt openlijk zijn afkeur uit, omdat hij bang is dat Nederland losgeweekt zal worden uit de Engelse invloedssfeer en dat daarmee het evenwicht in West-Europa zal verzwakken. Hij meent bovendien dat de Nederlandse eisen van gebiedsuitbreiding en teruggave van koloniën door de tsaar zijn ingeblazen.[11] Inmiddels is het Aleksander bekend dat Engeland met Oostenrijk en Frankrijk een geheim verbond heeft gesloten tegen machtsuitbreiding door Rusland en Pruisen en de mening van Engeland doet er steeds minder toe.
Als de keizer aller Russen even later met de beide Willems een uitstapje maken naar het slagveld van Waterloo, heffen ze een glas Rijnwijn op een ‘schoon verbond van staten en familiën’, niet toevallig bij de felbevochten hoeve ‘ La Belle Alliance’. Vervolgens kan Willem ‘op zicht’ naar Sint-Petersburg, want Peter de Grote heeft bepaald dat geen enkele Romanov mag huwen zonder de toekomstige echtgenoot van tevoren te hebben gezien en goed bevonden. Op 28 november 1815 reist Willem dus met een groot gevolg, onder wie Tsjernisjev, naar de Russische hoofdstad, over land, omdat een zeereis in dit jaargetijde bepaald ongerieflijk kan zijn en de haven van Sint-Petersburg ’s winters toegevroren is. In dit geval is de reis over land ook niet gerieflijk, want Willem heeft zojuist de operatie aan zijn schouder achter de rug. Via Frankfurt, Weimar en Berlijn neemt de reis vier weken in beslag, zodat het hele gezelschap in de voormiddag van de 22e december arriveert en terstond wordt ondergebracht in het Winterpaleis. Diezelfde namiddag heeft de eerste ontmoeting plaats ten paleize, in de antichambre van keizerin-weduwe Maria Fjodorovna. De ontmoeting bevalt beide partijen en de verloving wordt bekend gemaakt. De Franse gezant Le Moussaye schrijft aan Parijs: “Le Prince d’Orange a obtenu un succès complet. Il montre peu d’esprit, mais ses manières sont polies et galants. Sans être beau sa tournure est gracieuse et chevaleresque.”[12]
Nu de bruid en haar familie toestemming hebben gegeven, moet de Nederlandse Staten-Generaal nog geraadpleegd worden. Die geven hun toestemming met een motivatie van vier punten, waarvan er drie het nationale belang van Nederland benadrukken en een het verwachte huwelijksgeluk. Dan volgen de onderhandelingen, die van Nederlandse zijde gevoerd worden door T.C. graaf van Heerdt tot Eversberg en J.G. baron Verstolk van Soelen, die in 1816 van Heerdt opvolgt als gezant in Sint-Petersburg; de Russische onderhandelaar is niemand minder dan de minister van Buitenlandse Zaken Karl graaf van Nesselrode, wat aangeeft hoeveel belang de tsaar hecht aan deze alliantie. Volgens het opgestelde huwelijkscontract, dat op 27 januari, 8 februari, 2 maart en 9-21 maart 1816 wordt geratificeerd door de Russische en Nederlandse betrokkenen, krijgt Anna een bruidsschat mee van één miljoen roebel, waarover haar schoonvader zich verplicht vijf procent rente te zullen betalen. Aleksander en zijn moeder zijn over de verbintenis echter zo verheugd, dat zij daar uit eigen middelen nog aanzienlijke bedragen aan toevoegen, hetgeen Willem I niet onwelgevallig zal zijn geweest. Artikel 13 bepaalt dat Anna haar geloof mag behouden en te allen tijde uitoefenen. In een afzonderlijke akte wordt vastgelegd dat de kinderen een protestantse opvoeding krijgen. Moge de vader echter van geloof veranderen, dan zullen de kinderen Russisch-orthodox worden opgevoed. Alles beter dan rooms-katholiek, moeten de onderhandelaars hebben gedacht.

Voor de voltrekking van het huwelijk volgen eerst de feestdagen, volgens de in Rusland gehanteerde Juliaanse kalender twee weken later dan in de rest van Europa: Kerstmis, Nieuwjaar en Driekoningen, waarbij de tsaar het water zegent door een gouden kruisbeeld te werpen in een opengehakt stuk van de dichtgevroren Newa. Vervolgens moet het jonge paar nog wachten op de huwelijksplechtigheid van Anna’s zuster Catharina, die op 24 januari in het huwelijk treedt met Wilhelm van Württemberg. Het is niet de eerste en niet de laatste keer dat Anna zich door haar zeven jaar oudere zuster gepasseerd voelt.

Na de aldus zeer ruim uitgevallen bedenktijd die Anna van haar moeder heeft toegemeten gekregen, volgt op 9 februari 1816 de kerkelijke ondertrouw in de hofkerk van het Winterpaleis:

“De Keizerin-Moeder geleidde, na dat alles plaats genomen had, de grootvorstin Anna en den Prins van Oranje welhaast naar een verhevene, en met rood fluweel en gouden galon versierde, plaats in het midden der kerk. Voor de deur van het altaar lag het Heilig Evangelie op een lessenaar, op welken er een kruis geplaatst was. De ondertrouwsringen lagen in gouden schalen op het altaar; en toen de ondertrouwsplegtigheid een aanvang genomen had, werd die voor de Grootvorstin door den biechtvader van Z.M. den keizer, en die voor de Prins door den Aartsprister, aangebragt. De Metropolitaan stak vervolgens die ringen, onder het uitspreken van het gewone gebed, aan beider handen. Straks naderde H.M. de Keizerin Moeder, om de ringen te verwisselen, dat onder een salvo van 51 kanonschoten geschiedde.”[13]

 

Het hoogtepunt vormt de inzegening van het huwelijk in dezelfde kapel op 21 februari, voorafgegaan door vijf saluutschoten vanuit de Peter-en-Paulvesting. Anna draagt een met hermelijn gevoerde, purperfluwelen staatsiemantel over haar witsatijnen bruidskleed, gedragen door vijf edelen. Willem is in uniform gestoken en draagt al zijn onderscheidingen, zoals de meeste mannelijke aanwezigen; dankzij Anna’s nabijheid wordt hij als bruidegom herkend, maar ook omdat haar broers Michaïl en Constantijn hen naar orthodox gebruik kronen boven het hoofd houden. De archimandriet zegent het bruidspaar door een drievuldig kruisteken met een vijfvingerige kandelaar, in een ceremonie die wederom wordt ingeleid door MariaFjodorovna. Driemaal schrijden Anna en Willem rond het altaar, haar hand in de zijne, bedekt door een slip van de bisschopsmantel. De ringen worden weer gewisseld, begeleid door 51 kanonschoten, waarvan er nog eens 101 daveren bij het afsluitende Te Deum.
Aansluitend aan de luisterrijke orthodoxe viering is de protestantse inzegening in de Witte Zaal van het paleis, waar een simpel groen laken over een altaar ligt. De Nederlandse predikant is kortelings afgereisd naar zijn geboorteland en een opvolger heeft zich nog niet aangediend, dus wordt de opvallend sobere plechtigheid verricht door de Waalse hofpredikant Chantepie de laSaussaye, met niets anders dan een bijbel en een formulierboek.[14]

Nadat de jonggehuwden zich even mogen terugtrekken in hun vertrekken, wordt de middag besteed aan “het ontvangen van gelukwensen van al, wat aanzienlijk was. De personen der eerste drie klassen werden vervolgens op nieuw tot een maaltijd toegelaten, waar bij alles genoegzaam even als bij den Ondertrouwsmaaltijd ingerigt was. Er werd onder dezelfde saluutschoten dezelfde gezondheden gedronken.” Elke heildronk wordt aangekondigd door paukenslagen en trompetgeschal en besloten met saluutschoten: 51 bij het drinken op de gezondheid van Hunne Keizerlijke Majesteiten, twee voor Anna en Hoogstderzelven Bruidegom en 31 voor de verzamelde geestelijkheid, die die dag dankgebeden in alle kerken van de stad heeft ‘uitgeboezemd’, en de trouwe onderdanen des rijks. Inmiddels is het avond en wordt “de plegtigheid van den dag terzelfder plaatse als de vorige met een bal besloten, voor welks afloop H.H. keizerlijke M.M. de hooge gehuwden naar derzelver vertrekken geleidden.”

Die dag en de twee volgende luiden alle klokken in Sint-Petersburg en is de stad ’s avonds verlicht. Twee zulke bruiloften binnen een maand moeten de bevolking van Sint-Petersburg wel bijzonder hebben getroffen.
Op de tweede dag geeft keizerin-douairière Maria Fjodorovna een diner met ‘Heeren en Dames der twee Eerste Klassen’, die toasten op ‘de hooge Gehuwden’, tegen een achtergrond van 31 kanonschoten. ’s Avonds een bezoek aan de schouwburg en natuurlijk een bal; de derde dag wordt gevuld met twee recepties, een bal, theaterbezoek, vuurwerk en een gemaskerd bal voor adel en kooplieden “die van entreebiljetten tot hetzelve voorzien werden. Het gantsche keizerlijke huis nam deel aan den dans en het prachtige souper van 1000 couverts.” De componist Ignazvon held schrijft voor de ‘HohenVermählung’ een polonaise, een quadrille, een écossaise en verschillenden marsen. De festiviteiten houden liefst elf dagen aan en eindigen met ‘eene luisterrijke sledevaart’, waarna de feestelijkheden in Den Haag een aanvang nemen met een ‘groote parade, waaraan de heerlijke krijgsmacht der Schutterij te meer luister en vrolijkheid bijzettende’. In Nederland leeft men blijkbaar in de verwachting, dat het jonge stel aanstonds zijn opwachting in het vaderland zal maken, maar het zal nog enige maanden duren voor het zover is.

De Oranjes bewonen het Sjepelev-huis, gelegen naast het Winterpaleis[15]; de plafondschilderingen, marmeren tafels, schouwen en vensterbanken zijn allemaal hersteld onder leiding van de toonaangevende architect Carlo Rossi, die Sint-Petersburg in het eerste kwart van de negentiende eeuw herschept in een architectonische Empire-ensemble zoals dat nergens in Europa is te zien, zelfs niet in Parijs. Willem bezichtigt de stad gedurende zijn halfjarig verblijf, woont militaire parades bij en vele soirées van de aristocratie. Na het smelten van de bevroren Newa begeeft het hof zich naar Gatsjina, waar Anna’s ouders hebben gewoond tot hun troonsbestijging, van waaruit de andere buitenpaleizen worden bezocht: Tsarskoje Selo, Pavlovsk en Peterhof, waar Aleksander en Willem op 13 juni het middagmaal gebruiken in het bakstenen paleisje Monplaisir, dat Peter de Grote in ‘Hollandse’ stijl heeft laten optrekken.

 

Een maand eerder begint Maria Fjodorovna met de voorbereidselen voor een groots afscheidsfeest in haar buitenpaleis Pavlovsk, genoemd naar haar overleden echtgenoot.[16] Een van de zestig bouwsels die in de loop der jaren in het park verrijzen is het zogeheten Rozenpaviljoen, gebouwd op de plek waar vier delen van het park elkaar raken, door de architect Andrei Voronichin (1759-1814), naast Rossi een van de grondleggers van de Russische Empirestijl. Zijn bekendste werk is de Kazan-kathedraal in Sint-Petersburg, ingewijd als een monument voor de overwinning op Napoleon. Het Rozenpaviljoen, van binnen geheel gedecoreerd op het rozenthema, dient aanvankelijk als hangplek voor de schrijvers en kunstenaars die Maria Fjodorovna om zich heen verzamelt; ze houdt een album bij waar bezoekers verzen en opdrachten in kwijt kunnen.[17] Maar op 27 juni 1814, als Aleksander terugkeert uit Parijs, is het paviljoen het centrum van uitgebreide festiviteiten. Carlo Rossi ontwerpt een balzaal aan het paviljoen, de ‘vredeszaal’, zodat de overwinning groots gevierd kan worden door het gehele hof. Om te beginnen wordt de triomfantelijke terugkeer van de Russische legers allegorisch uitgebeeld op het grasveld voor het paviljoen, tegen de achtergrond van een groot doek waar een heel op geschilderd is. Voorts vuurwerk, feestverlichting en een bal, allemaal uitgedacht door Maria Fjodorovna en de dichter Joeri Neledinskij Meletskij, die onder Paul I nog secretaris van staat is geweest.
Dezelfde Meletskij wordt door Maria Fjodorovna belast met de organisatie van het afscheidsfeest van Willem en Anna, op 6 juni, dus een week voor de lunch in Monplaisir, met gebruikmaking van hetzelfde achtergronddoek. Aan weerszijden van het grasveld worden legerkampen gebouwd, met in het midden een dorpje van ‘Vlaamse’ huizen. Nog voor zonsondergang, rond 8 uur, begint het feest. Alle toeschouwers, dat wil zeggen het hof en de prins van Oranje met zijn begeleiding, plus de gezanten en de buitenlandse gasten, nemen plaats onder het baldakijn dat boven het balkon van het paviljoen is aangebracht. Om te beginnen versieren boeren uit het dorp en soldaten uit de kampen de opgestelde trofeeën met lauwerkransen, terwijl andere dorpelingen Nederlandse volksdansen ten beste geven en liederen zingen ter ere van de prins. De zanger VasilijMichajlovitsj Samojlov herdenkt ’s prinsen triomf bij Waterloo, waarna militaire muziek weerklinkt, beantwoord door Russische hoorns, en soldaten uit de bosjes opduiken die zich aansluiten bij de reeds feestvierende boeren en soldaten. Dan rijden met bloemen versierde Russische boerenwagens aan, waarna koren van Russen en Vlamingen beurtelings de vreugden van de vrede bejubelen, elk in de nationale stijl. Dat wordt herhaald in pantomime. Vervolgens wordt onder het genot van een aria een tempeltje opgetrokken met een altaar, door soldaten voorzien van lauwertakken in de vorm van de G van Guillaume en door vrouwen van guirlandes en rozenbladeren in de vorm van een A. Tot besluit van de opvoeringen worden dansen door het ensemble uitgevoerd en taferelen gevormd.
Dan is het donker en worden de tuinlichten ontstoken en in de kampementen kampvuren. De keizerlijke familie rijdt in koetsen door het verlichte park, waar militaire kapellen en zangers staan opgesteld. Volgt het bal.
In opdracht van de keizerin-weduwe heeft Meletskij twee jaar tevoren ‘de coupletten’ van het feest geschreven en begin mei krijgt hij dezelfde opdracht, maar eind mei heeft de 64-jarige dichter de tekst nog niet af. Op advies van de befaamde geschiedschrijver NikolaiKaramzin bezoekt Malatskij op 25 mei het pas geopende lyceum in Tsarskoje Selo, in dezelfde vertrekken waar de grootvorstinnen zijn opgeleid, om de veelbelovende student Aleksander Poesjkin te vragen. De jonge student, die zal uitgroeien tot de grootste Russische dichter ooit, heeft weinig tijd omdat hij in zijn overgangsexamens zit en gooit snel wat coupletten in elkaar; volgens een klasgenoot komt hij na twee uur uit zijn chambrette om het voltooide gedicht aan Meletskij te brengen. Vervolgens brengt iemand, wellicht Meletskij zelf, veranderingen aan in Poesjkins tekst en wordt die zo door Samojlov ten gehore gebracht, op muziek van een onbekend componist, in Rossi’s vredeszaal, waar het feest in volle gang is. Het gedicht is getiteld Printsoe Oranskomoe (‘Aan de Prins van Oranje’):

 

Genoeg aan strijd, bij nacht, bij dag.

Niet langer bloedig zijn de zwaarden.

Met dodelijke vleugelslag

Waart er geen doem meer over d’aarde.

 

De krijg verdween met pak en zak.

Europa haalt weer adem, wetend:

De booswicht, die zijn boeien brak

En opstond, is opnieuw geketend.

 

Toen hij de krijg naar Rusland droeg,

Zag hij het oude Moskou branden.

Doch de Gezegende versloeg

De heerser over zoveel landen.

 

Hij vluchtte weg en kreeg zijn loon.

Door sluwe listen en door lagen

Herstelde hij zijn wankle troon

Opnieuw, en werd opnieuw verslagen.

 

Toen daagde er en nieuwe dag.

Verstomd is het geweld der zwaarden.

Met dodelijke vleugelslag

Waart nu geen doem meer over d’aarde.

 

Wees, met de held van Albion,

O jongeling en held, bezongen!

De leliën van den Bourbon

Hebt gij gered, den schurk bedwongen.

 

Hij stormde moedig door het vuur.

Gevolgd door trouwe legerscharen,

Mocht hij in ’t onheilspellend uur

Een schitterende roem vergaren.

Het slagveld dronk zijn jonge bloed

Toen hij de vijand dorst genaken.

O schenk hem, schenk hem liefdes goed!

Hij was een braaf soldaat der wrake.[18]

 

Wat voor indruk dit gezongen gedicht achterlaat is onbekend gebleven. Poesjkin krijgt voor zijn moeite van de keizerin-weduwe in ieder geval een gouden horloge met ketting, dat hij volgens de overlevering op de grond gooit uit woede over de wijzigingen in zijn wrochtsel. De dichter Alesander Toergenjev, op wiens voorspraak Poesjkin op het keizerlijk lyceum terecht is gekomen, schrijft dat de coupletten ‘met de veranderingen op de grote hoop kunnen’. Die versie is niet bewaard gebleven, wel de oorspronkelijke, die volgens kenners tot het slechtste behoren dat Poesjkin ooit geschreven heeft. Het horloge wordt in het Poesjkin-museum in Sint-Petersburg bewaard en is inderdaad beschadigd door een val.

 

Het feest in Pavlovsk duurt tot 7 uur ’s morgens. Dan is de koek op en wordt de bagage gepakt voor de reis naar de verre Nederlanden. Het grootste deel van die bagage bestaat uit de bruidsschat en uitzet van Anna, waar een aantal jaren aan gespaard is.

Op 13 juni 1797 stuurt de praktisch ingestelde Maria Fjodorovna een brief aan Dannaoerov, hoofd van het kabinet:

“Ik wil u ervan op de hoogte brengen dat u jaarlijks 30.000 roebel opzij moet leggen ter voorbereiding van de bruidsschat van onze kinderen. Dat wil zeggen, om geleidelijk een voorraad aan te leggen van linnen, kant, en andere voorwerpen, iets wat bij geleidelijke aanleg veel minder kost dan als alles in een keer wordt aangeschaft op het moment dat er behoefte aan ontstaat.” Voor elke prinses worden identieke gouden en zilveren serviezen besteld, alsmede de inrichting van staatsieslaapkamers met onder meer een bed met hemel van gesneden en verguld hout, maar ook voorwerpen voor de godsdienstoefening, zoals ikonen, ikoonlampen, de Evangeliën, ciboriën en priestergewaden.

Kort na zijn troonsbestijging beveelt Aleksander het Kabinet op 16 maart 1801: “Blijf de bruidsschatten aanleggen en wel op dezelfde gronden.”  In 1809 wordt een lid van het kabinet, Karel Ivanovitsj Litke, belast met het toezicht op het bijeenbrengen van de bruidsschat van Anna. Men begint met de aanschaf van stoffen: fluweel, satijn, tressen, linten en Brusselse kant, dun linnen uit Holland en zijde uit Parijs. Gravin Lieven, Duits-Baltische generaalsdochter en de opvoedster van alle prinsessen, legt een voorraad bed- en tafellinnen aan.

In 1810 vraagt hofmaarschalk graaf Ivan Andrejevitsj Tizenhausen aan Aleksander om oude, uit de mode zijnde voorwerpen van zilver uit het Michailovski-paleis (waar Paul I is vermoord) te mogen gebruiken voor de bruidsschat: een kerkdeur, een grote lichtkroon en een balustrade. Tussen 1810 en 1813 wordt het zilveren staatsieservies gesmeed: 25 poeds zilver[19] in twaalf kisten met sloten.

Begin maart 1816 levert meester-zilversmid Jegor Pomo twee stel kaptafels met toiletbenodigdheden, een voor dagelijks gebruik met een pauwtje en een staatsie-exemplaar met twee zuilen, voorzien van figuren. Rond die tijd wordt de uitzet ook uitgebreid met koffie- en theeserviezen en een verguld zilveren ontbijtservies plus liturgisch vaatwerk.

Bij een Russische uitzet horen ook ikonen; Anna krijg er twee mee, een van de Verlosser, ‘niet door mensenhanden gemaakt’, en een van de middeleeuwse, heilig verklaarde vorstAleksander Nevskij; de vergulde monturen, met diamanten en saffieren, zijn door hofjuwelierDuval speciaal vervaardigd voor het huwelijk van Anna en Willem. Twee identieke ikonen zijn door Mertz en Duval al vervaardigd voor Catharina’s huwelijk met de erfprins van Württemberg, maar dan met chryzolieten in plaats van saffieren.

 

Het meubelgedeelte van de uitzet is van de hand van Heinrich Gambs, die is opgeleid in het atelier van de beroemde David Roentgen in Neuwied amRhein en die zich in 1790 in Sint-Petersburg heeft gevestigd. In 1807-08 maakt hij voor Catharina’s uitzet commodes, speeltafels, een schrijftafel en andere meubels, van mahonie met verguld bronzen ornamenten in Empirestijl. In 1815 krijgt hij de opdracht voor een identieke set voor Anna. Met de bronswerker Andrei Schreiber vervaardigt hij een zogeheten psyché, enorme toiletspiegel in een mahoniehouten lijst, ‘zeer rijkelijk versierd met verguld brons, met twee grote bronzen figuren, die in hun handen kandelabers voor zes kaarsen houden en die wierookschalen op hun hoofden dragen’ (volgens de nota van Schreiber).

De houtsnijders Nochon en Kene en de vergulders Ostergren en Colion zijn belast met het maken van vergulde meubelen, naar tekeningen die door het kabinet zijn verstrekt en voltooid moeten zijn voor 15 december 1815. Hieronder bevinden zich een staatsiebed met hemel, twee canapés, twaalf armstoelen, zes stoelen, twee taboeretten en twee kamerschermen.

Alle grootvorstinnen krijgen een psyché mee; die van Anna wordt nog altijd in Paleis Het Loo bewaard en is de enige van de zes uitzetexemplaren die voor zover bekend bewaard is gebleven. Het ontwerp van Heinrich Gambs, met beslag van Schreiber, is rijk versierd met onder andere het typisch Russische lapis lazuli en heeft girandoles in de gedaante van de mythologische koningsdochter Psyché, die bemind werd door niemand minder dan de liefdesgod Amor. Het is het enige meubelstuk uit de uitzet dat Anna haar hele leven met zich meesjouwt; ze verkleedt zich als prinses en later als koningin meermalen daags en heeft daartoe in elk appartement een psyché, maar de zware Empirespiegel neemt de belangrijkste plaats in.[20]

Bovenop de meubels, het textiel en het zilveren vaatwerk komen nog juwelen, geweven wandbespanningen uit de keizerlijke tapijtenmanufactuur, porseleinen vazen en serviezen; van het meeste hiervan is onbekend waar het gebleven is.[21] De complete, enorme bruidsschat wordt in honderd kisten verpakt en op 7 juli 1816 per fregat verscheept naar Amsterdam.

 

Het bruidspaar zelf is dan al vertrokken, per koets. Aleksander doet het paar uitgeleide en grootvorst Michael reist een eindje met hen mee. Anna heeft een hofhouding samengesteld gekregen die mee emigreert naar Nederland: opperhofmeesteres prinses Volkonskij, hofdames, een lijfarts, een lectrice, kleedsters, bedienden, een priester, de graaf van Modena, de heer Van Nagel en mademoiselle Sybourg oftewel Bourcis, de Zwitserse gouvernante, die de scheiding van familie en geboortegrond moet verlichten. Opmerkelijke reisgezellen zijn verder een klein Russisch koor en een bakker. Vlak voor vertrek biedt Anna aan de keizerlijke kunstacademie een schilderij van eigen hand aan: De Heilige Familie van Raphaël. Ze noemt het bij die gelegenheid ‘een zwakke poging van mijn achting en smaak voor de Schone Kunsten’ en ‘een proef van mijn arbeid, die mij in mijn ledige uren zo zeer vermaakte’. Anna heeft in haar ledige uurtjes meer kopieën vervaardigd van oude meesters in de keizerlijke kunstcollectie. De Amsterdamse graanhandelaar en schrijver Willem de Clerq maakt in juli 1816 een reis naar Sint-Petersburg, waarvan hij een lezenswaardig dagboek bijhoudt.[22] Bij een bezoek aan Pavlovsk - dat hij kan bezoeken omdat de keizerin-moeder in Sint-Petersburg is - noteert hij: “Een ander vertrek wordt door vier navolgingen van schilderijen van de hand der vorstin, die reeds zoo dierbaar aan Nederland is, opgesierd.”[23] DeClerq is het pad van het kroonprinselijk paar dan al gekruist: op 8 juli bereikt hij, op weg naar Sint-Petersburg, de stad Memel, waar geen postpaarden meer te krijgen zijn, ‘daar men de Prins van Oranje verwachtte’. Hij moet zijn karos dus laten trekken door voermanspaarden.


[1]              Suasso Lima de Prado, p. 93

[2]               Ernsts zoon Albert zal in 1840 trouwen met koningin Victoria van Engeland, die zelf een dochter is van Leopolds en Ernsts zuster Victoria.

[3]               De zusters van de tsaar zijn reeds getrouwd in de vorstenhuizen van Schwerin, Weimar, Oostenrijk en Oldenburg, hoewel de laatste, Catharina, al weduwe is

[4]               De geünificeerde kerk is weliswaar orthodox, maar erkent het gezag van de paus wel. Anna onthult in 1845 de aanzoeken aan haar kamerheer Andreas Mackay, die ze in zijn dagboek noteert.

[5]             De vijf zoons en vijf dochters uit deze verbintenis krijgen allen de achternaam FitzClarence.

[6]            Alleen genoemd in De Muy-Fleurke, hoewel Aletrino zegt dat Aleksander eerst twee katholieke vorstenhuizen heeft gepolst, die echter als voorwaarde stellen dat Anna katholiek wordt; dat moeten het Franse en Oostenrijkse vorstenhuis zijn geweest.

[7]    Als keizer van het Duitse rijk heet hij oorspronkelijk Frans II, maar vanaf 1804 noemt hij zich keizer Frans I van Oostenrijk. Twee jaar later heft Napoleon het Duitse keizerrijk op en is hij alleen nog maar keizer van Oostenrijk, dus Frans I.

[8]               Hermans en Hooghiemstra, p. 82-83

[9]               Hermans en Hooghiemstra, p. 86

[10]            Geciteerd in Suasso Lima de Prado, p. 99

[11]          Al bij het coalitieverdrag van 18 juli 1812 heeft Engeland Rusland gepolst over herstel en vergroting van Nederland, maar Aleksander wil in ruil voor medewerking dat Engeland de enorme schuld overneemt die Rusland bij Amsterdamse bankiers is aangegaan: 85 miljoen gulden. De Engelsen wijzen dat af. Twee jaar later houdt Aleksander Willem I voor, dat Nederland bij uitbreiding op het vasteland zijn karakter van koloniale en maritieme mogendheid niet moet verliezen. Volgens de Wener Congresakte wordt 50 miljoen van de Russische schuld voor de helft door Engeland, voor de helft door Nederland overgenomen. (Colenbrander I, p. 299)

[12]          Aletrino, p. 100

[13]            G. Bruining, Het verheugde Nederland bij de aankomst van het jeugdige vorstenpaar en de geboorte der telg uit dien echt, Leiden 1817, geciteerd in Doorn, p. 72

[14]            Suasso Lima de Prado, p. 100; Aletrino, p. 100; Doorn, p. 70-74; Hallema, p. 59-62

[15]            Het huidige adres is Millionajastraat 35, maar op dat adres bevindt zich nu de Nieuwe Hermitage.

[16]            Catharina de Grote schenkt het terrein aan Paul in 1777, ter gelegenheid van de geboorte van diens eerste kind, Aleksander.

[17]            Het Rozenpaviljoen is door Duitse troepen verwoest gedurende het Beleg van Leningrad.

[18]            Russen en Nederlanders; de vertaling is waarschijnlijk van Karel van het Reve (Suasso Lima de Prado, 104).

[19]            1 poed = 16,38 kilo, dus in totaal 409,5 kilo, met zilvergehalte van 84.

[20]            In de tijdelijke Brusselse residentie van Willem en Anna aan het Place Royale in 1824 staat de psyché in de Salon Rouge. In 1830 is hij waarschijnlijk onder sequester geplaatst, maar hij duikt in 1852 weer op in de inventaris van Huis Buitenrust in Den Haag, dat door Willem in 1838 is aangekocht en door Anna na zijn dood is gebruikt als winterresidentie. Daar staat hij in de Chinese kamer, die is betimmerd met verlakte panelen en die ze gebruikt als juwelenkamer. In de inventaris van Soestdijk in 1868 blijkt de spiegel te staan in de slaapkamer van Anna’s kamervrouw NataljaKoezovlev, die haar garderobe en juwelen beheerde. Haar appartement lag naast dat van Anna en deed mogelijk dienst als juwelen- en kleedkamer van Anna zelf. Anna vermaakt de spiegel aan haar zoon Hendrik, voor gebruik door diens echtgenote Amalia van Saksen-Weimar. In de jaren 1950 verhuist de psyché naar het Paleis op de Dam en later, zonder girandoles, naar Het Loo.

[21]           Een ritueel zoutvat, door de Moskouse bevolking in 1796 aan Paul I geschonken en als onderdeel van de bruidsschat meegegeven, bewaart Anna in haar kapel in Den Haag. Het wordt in 1937 door de Russische gemeenschap in Den Haag geschonken aan Juliana en Bernhard.

[22]            In 1824 wordt De Clerq secretaris van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, zojuist door Willem I opgericht ter vervanging van de ter ziele gegane VOC. In 1834 wordt hij zelfs directeur. De rechtsopvolger van de NHM is de ABN.

[23]            De Clerq, p. 204